Nootje 9

Als de omtrek van een driehoek gelijk is aan 2, bewijs dan dat niet alle hoogtelijnen langer kunnen zijn dan \frac{1}{\sqrt{3}}.

Antwoord

  • Noteer de drie zijden van de driehoek door a,b en c en de hoogtelijnen door h_a,h_b en h_c.
  • Er moet dus minstens 1 hoogtelijn kleiner zijn dan \frac{1}{\sqrt{3}}. De kleinste hoogtelijn staat loodrecht op de grootste zijde.
  • Veronderstel dat a de grootste zijde is dan is a\geq \frac{2}{3}.
  • De oppervlakte van de driehoek is gelijk aan \frac{1}{2}a.h_a, maar ook gelijk aan \sqrt{p(p-a)(p-b)(p-c)}. Hierin is p de halve omtrek en dus is p=1.
  • Bijgevolg is \frac{1}{2}a.h_a = \sqrt{(1-a)(1-b)(1-c)} of  h_a=\frac{2}{a}\sqrt{(1-a)(1-b)(1-c)}\leq 3\sqrt{(1-a)(1-b)(1-c)} .
  • Gebruik nu de ongelijkheid van het meetkundig en rekenkundig gemiddelde : \sqrt[3]{(1-a)(1-b)(1-c)}\leq \frac{1}{3}(1-a+1-b+1-c)=\frac{1}{3}.
  • Hieruit volgt dat \sqrt{(1-a)(1-b)(1-c)} \leq \frac{1}{\sqrt{27}}.
  • Ten slotte is dus h_a \leq 3.\frac{1}{\sqrt{27}}=\frac{1}{\sqrt{3}}.

Nootje 7

Zoek de maximale waarde van b in P(x)=ax^2+bx+c, als a,b en c reële getallen zijn en |P(x)|\leq 1 voor -1 \leq x\leq 1. Geef ook een veelterm die deze maximale waarde van b bereikt.

Antwoord

  • We weten dat b=\dfrac{1}{2}(P(1)-P(-1)).
  • Nu zijn zowel P(1) als P(-1) volgens het gegeven kleiner dan of gelijk aan 1, dus is b \leq \dfrac{1}{2}(1+1)=1.
  • De maximale waarde voor b is dus 1.
  • Neem P(x)=\dfrac{1}{2}(x+1)^2-1. Omdat 0\leq x+1\leq 2  is |P(x) | \leq 1. Bovendien is na uitwerking P(x)=\dfrac{1}{2}x^2+x-\dfrac{1}{2}, zodat b=1.

Opgave 23

Hoeveel kwadraten komen er voor in de eerste duizend termen van de rij x_n=9n+7?

Antwoord

  • n=1 en n=2 leveren onmiddellijk kwadraten op, maar daarna duurt het precies wel even voor je terug een kwadraat krijgt. Zijn er nog wel?
  • De getallen x_n moeten tot de restklasse 7 modulo 9 behoren en een kwadraat zijn. Opdat x_n=m ^2 is het nodig en voldoende dat m^2 \equiv 7 \text{ mod } 9.
  • Het is niet moeilijk de verchillende restklassen mod 9 op te schrijven voor m^2:
    \begin{array}{c|c|c|c|c|c|c|c|c|c} m^2&0^2&1^2&2^2&3^2&4^2&5^2&6^2&7^2&8^2\\ \hline \text{ mod }9&0&1&4&0&7&7&0&4&1 \end{array}
  • Dus moet m \equiv 4 \text{ mod }9 of m \equiv 5 \text{ mod }9.
  • In het eerste geval is 9n+7=(9t+4)^2 of n=9t^2+8t+1. Als n \leq 1000, dan moet 0\leq t\leq 10. Dit levert ons al 11 oplossingen.
  • In het tweede geval  moet  9n+7=(9t+5)^2 of n=9t^2+10t+2. Als n \leq 1000, dan moet 0\leq t\leq 9. Dit geeft ons al 10 oplossingen.
  • In totaal heb je dus 21 termen in de rij die een volkomen kwadraat zijn.

Opgave 20

AB is een koorde en P een willekeurig punt van een gegeven cirkel. Q is de loodrechte projectie van P op AB en R en S zijn de loodrechte projecties van P op de raaklijnen aan de cirkel in A en B. Bewijs dat PQ het meetkundig gemiddelde is van PR en PS.

Antwoord

  • Maken we eerst een tekening:
  • We proberen aan te tonen dat de driehoeken PRQ en PQS gelijkvormig zijn, want dan is \dfrac{PR}{PQ}=\dfrac{PQ}{PS} en hieruit volgt het gestelde.
  • De vierhoeken PRAQ en PQSB zijn koordenvierhoeken omdat twee overstaande hoeken recht zijn.
  • In de eerste koordenvierhoek is \widehat{PRQ}=\widehat{PAQ}  omdat in een koordenvierhoek de hoek tussen een zijde en de diagonaal gelijk is aan de hoek gevormd door de overstaande zijde en de andere diagonaal. Daarom is ook \widehat{PQS}=\widehat{PBS}.
  • Maar de hoeken \widehat{PAQ} en \widehat{PBS} zijn gelijk als hoeken op eenzelfde boog in de gegeven cirkel. Bijgevolg is \widehat{PRQ}=\widehat{PQS}.
  • Via een analoge redenering is ook \widehat{PQR}=\widehat{PSQ} en dus zijn de driehoeken PRQ en PQS gelijkvormig, zoals gevraagd.

Opgave 18

n \in \mathbb{N}_0 is p-veilig ( met p een natuurlijk getal verschillend van 0), als het in absolute waarde meer dan 2 verschilt van alle p-vouden. Hoeveel natuurlijke getallen bestaan er die kleiner zijn dan 10000 en tegelijkertijd 7- veilig, 11-veilig en 13-veilig zijn?

Antwoord

  • Even op onderzoek: welke zijn de 10-veilige getallen? Het zijn: 3,4,5,6,7,13,14,15,16,17,23,…
  • als x zowel 7-veilig, 11-veilig en 13-veilig moet zijn dan geldt
    \begin{cases} x\equiv 3,4 \text{ mod } 7 \\ x\equiv 3,4,5,6,7,8 \text{ mod } 11 \\ x\equiv 3,4,5,6,7,8,9,10  \text{ mod } 13 \end{cases}
  • Eigenlijk staan hier 2.6.8=96 stelsels die , volgens de chinese reststelling, allemaal een unieke oplossing hebben modulo 7.11.13=1001
  • Tussen 1 en 1001 hebben we dus 96 oplossingen, idem tussen 1002 en 2002, tussen 2003 en 3003, …, tussen 9009 en 10010. Bijgevolg hebben we 10.96 = 960 oplossingen.
  • Maar misschien zijn er wel oplossingen bij die  groter zijn dan 10000, vermits we tot 10010 gerekend hebben. We controleren en vinden dat 10006 \equiv -4 \text{ mod } 1001 en dus bij deling door 7,11 en 13 respectievelijk 3,7,en 9 als rest laat. Zodoende is 10006 zowel 7-veilig als 11-veilig en 13-veilig. Het zelfde geldt voor 10007 \equiv -3 \text{ mod } 1001.
  • Bijgevolg zijn er 960 – 2= 958 getallen die zowel 7-veilig, 11-veilig als 13-veilig zijn.