Het is vrij eenvoudig om met variabelen te werken in Python, omdat je ze vooraf niet moet declareren: je moet niet expliciet zeggen wat voor een getal het is. We declareren een getal door het een naam te geven.
- a = 1 geeft de variabele a de waarde 1, een geheel getal dus. Dit is een variabele van het type integer (int).
- Als we een reëel getal willen gebruiken, dan schrijven we
a = 1.0. De computer beschouwt a als een floating point number. - Als naam kan je best iets gebruiken dat de inhoud weerspiegeld: bvb. teller = 1
- Je kan ook meerdere variabelen tegelijk declareren: a,b = 1,2 betekent dat a = 1 en b = 2.
- Een uitdrukking als a = a + 1 betekent dat a de waarde krijgt gelijk aan de oude waarde van a vermeerderd met 1.
- Een ander type variabele is een tekstvariabele of string: a = “groetjes”. Je kan trouwens ook getallen als tekst bewaren en we kunnen ze nadien terug omvormen tot gehele getallen.
- Een ander type variabele is de boolean variabele: een variabele met 2 mogelijke waarden True of False.